Muntrecht
Begin 17e eeuw wenste de Staten-Generaal in het kader van munthervormingen alle stedelijke munthuizen te sluiten. Deventer beriep zich echter op het eeuwenoude muntrecht verleend door de Duitse keizers. In 1595 erkende de Staten-Generaal impliciet dit muntrecht door de afkoop van de aanmunting tegen betaling van 3000 gulden per jaar. Deventer hield hierbij echter zorgvuldig vast aan het muntrecht, zodat de mogelijkheid bestond van de vergoeding af te zien en het munthuis weer te openen. Gedurende de 17e eeuw wordt er diverse keren gebruik gemaakt van dit muntrecht. Het is in 1682 dan ook geen ongebruikelijk verzoek van Pieter Sluysken om de munt te heropenen. Hij bood de stad hetzelfde bedrag aan als dat zij ontving van de Staten-Generaal voor het stilstaan van de munt. De stad kwam een contract overeen met Pieter Sluysken die officieel tot zijn dood in 1711 de laatste muntmeester van Deventer zal zijn. Hij gebruikte (net als voor hem zijn broer) het muntmeesterteken zittend hondje welke uit zijn familiewapen afkomstig was.
Jaartallen 1681 (Delmonte, Zonnebloem) en 1686 (Delmonte, Fortuyn, Verkade) worden vermeld, maar zijn niet aangetroffen. Volgens de registers in Deventer worden er pas vanaf 1682 guldens geslagen. De vermeldingen “1681” betreft waarschijnlijk het jaartal 1687. Exemplaren uit dat jaar zijn wellicht als 1681 aangezien. Verkade (1848) en De Vries/Van der Wiel (1965) vermelden guldens met het jaartal 1686. Deze zijn echter niet aangetroffen en komen niet voor in de muntregisters (Fortuyn Drooglever, 1983).
Generaliteitsgulden
In 1694 kwam de Staten-Generaal met de muntsteden een verhoogde jaarlijkse vergoeding van 4000 gulden overeen indien zij voor een periode van vier jaar afzagen van muntslag. Deventer heeft gedurende de daaropvolgende jaren inderdaad jaarlijks 4000 gulden ontvangen van de “Staat van oorlog” ten behoeve van de verdedigingswerken van de stad. In 1697 werden nieuwe onderhandelingen gestart met de muntsteden. Met uitzondering van Deventer kwamen alle steden wederom tot een akkoord. Met ingang van 1 januari 1698 vindt er voor een periode van vier jaar in de overige steden geen aanmunting plaats. Alleen Deventer kiest ervoor om de muntslag te hervatten. Als gevolg hiervan is Deventer de enige stad waar op basis van de Generaliteitsvoorschriften van 1694 een generaliteitsgulden is geslagen. Na langdurige onderhandelingen laat Deventer zich per 1 januari 1699 alsnog overhalen tot een sluiting voor de komende drie jaar. Hierdoor is 1698 het enige jaar waarin er te Deventer generaliteitsguldens zijn gemunt.









Voorzijde: staande Pallas Athene, HAC NITIMVR HANCּ TVEMVR
Keerzijde: stadswapen, MOֹNOֹARGֹCIV:DAVENTRIÆ
D.1176, adelaar naar rechts
Mintage : 2.100








1 Gulden 1682, Silver Type Ia. Staande Nederlandse maagd. Kz. gekroond stadswapen met adelaar naar rechts tussen waarde I – G, jaartal boven de kroon MO• NO• ARG• CIV• DAVENTRIÆ, mmt. hondje.Delm. 1176; V. 152.2; FD. 191.








Mintage : 116.000
gewicht 10,18gr.
Ø 32mm.








variant waarbij het Hondje beter zichtbaar is
Van deze 1698 zijn vele varianten, waardoor de indruk bestaat dat vele stempels vervangen moesten worden, dat voor slechts 345.000 guldens.








Voorzijde: staande Pallas Athene tussen 16 – 98
omschrift: HAC NITIMVR hondje HANCּ TVEMVR
Keerzijde: generaliteitswapen tussen 1 – G,
omschrift: MO ARG ORD FAED BELGֹCIV:DAVEN
Catalogus: Delmonte 1185 | Verkade 152.4 | Fortuyn Drooglever 242a
HNPM.38 | CNM.2.12.50
Mintage : 345.000
Variant:
Tekst – DAVEN
98 komt net boven de bijbel








Variant:
Tekst – DAVENT
98 midden van de bijbel








Variant:
Onder de 1 is een G zichtbaar, foutje van de stempelsnijder








Variant:
Opgeschoven jaartal 98