Friesland
Op 29 mei 1680 meldden de Friese Staten het volgende: “…. gelezen hebben de memory, by de Raade ende Generaalmeester van den Munte … aan haar Hoog Mogende overgegeeven” … “wel genegen syn te amplecteren, dat een nieuwe Staten-Gulden, twee, drie ende anderhalff wierde geslagen”. Het duurde echter tot 1696 voordat in Friesland daadwerkelijk de inmiddels tot Generaliteitsmunt verheven Guldens werden geslagen”
Note : Er bestaan verder nog twee proef slagen van 1694 nl. in goud van een tweeguldenstuk (Fr. Mus.) en in zilver van een florijn ~als bij Verkade voor Holland afgebeeld op plaat 54-4 (L.S.).
Mintage (1688-1703)
Blijkens het procesverbaal van de busopening van 20 April 1703 bevatte de muntbus van Johannes Hendrik Valckenier uitsluitend de jaren1696—1698. Als we nu aannemen, dat er gebust is, zoals in een in het archief van ’s Rijks Munt bewaarde notitie van den muntmeester Marinus vermeld staat, nl. één buspenning op elke 30 •mark groottc zilveren munten en één buspenning op elke 20 mark guldens en halve guldens, dan zijn aangemaakt:
106 * 30 * 8 7/10 = 27.700 Zilveren dukaten
326* 30 * 7 243/331 = 75.640 Drieguldenstukken
77 * 30 * 11 199/331 = 26.796 Tweeguldenstukken
29 * 30 * 15 155/331 = 13.457 Halve drieguldenstukken
54 * 20 * 23 67/331 = 25.059 Guldens
15 * 20 * 46 134/33l = 13.921 Halve guldens
Deze getallen kloppen echter volstrekt niet met de betrekkelijke zeldzaamheid der genoemde muntsoorten. Het lijkt mij waar-schijnlijk, dat een belangrijk gedeelte der genoemde aantallen drieguldenstukken en guldens in halve drieguldenstukken en halve guldens zal zijn afgeleverd. Als we hiervoor bijvoorbeeld een derde deel van het totale gewicht der geslagen drieguldenstukken en guldens nemen, verkrijgen wij de volgende getallen:
37.820 Drieguldenstukken
26.796 Tweeguldenstukken
99.097 Halve drieguldenstukken
12,530 Guldens
38.980 Halve guldens
Dit zijn dan getallen, die met de betrekkelijke zeldzaamheid dezer munten veel beter in overeenstemming zijn.
Bron: JAARBOEK VAN HET KONINKLIJK NEDERLANDSCH GENOOTSCHAP VOOR MUNT-EN PENNINGKUNDE
XXXVII1950, TWEEDE GEDEELTE.





Muntmeester (waarnemend): Daniel Valckenier )
Delmonte: 1183
Verkade:126.4
HNPM.50
CNM.2.16.99
HAC NITIMV – HANCTVEMVR
MO:ARG:ORD:FAED.BELG:FRI(:)
Mintage : zie boven
Van de 1704, 1705 (en de overslag 1704/04) heb ik (nog) geen afbeeldingen gevonden
1705 : D.1183, RR (Muntmeester: Herbert Marinus (1704-1719)












- MM: Herbert Marinus
- Delmonte 1183
- Verkade 126.4
- HNPM.50
- CNM.2.16.99
- 285.390
- RR








variant met een puntje op de 1
Gesjoemmel in 1714
De guldens van Friesland zijn zeer zeldzaam omdat de aanvoerlijnen vanuit Amsterdam, waar het zilver aankwam, heel lang waren en het transport als gevolg daarvan een groot deel van het budget van de muntmeester opslokte. Door het maken van grote zilveren munten, die soms wat te weinig zilver bevatte dan de waardeaanduiding deed vermoeden, kreeg de muntmeester kans toch nog wat winst binnen te halen. Dit in tegenstelling tot het maken van veel (veel meer werk= veel meer kosten) en veel kleinere zilveren munten waarvoor de staat een vast gehalte en gewicht verplicht had gesteld… zoals de gulden. Hij kón wel winst maken op kleinere muntjes, maar moest dan sjoemelen met het gehalte.. zoals veel met de schellingen werd gedaan.
Ook betaalde hij zijn personeel een stuk minder dan zijn vakgenoten in het westen, waardoor hij natuurlijk ook alleen minder geschoold personeel kon aantrekken.. dat zich duidelijk kenbaar maakt in de kwaliteit van de munten uit de verre. En..natuurlijk de stempels zo laat mogelijk vervangen.. en zelfs met gebroken stempels doorslaan (zie foto). De Friese gulden uit 1714 werd in augustus van datzelfde jaar binnen de staten Holland en West-Friesland verboden. De gulden bleek niet aan het vereiste gewicht en gehalte te voldoen. Zie placaat 6 aug 1714:




Hierop werd Herbert Marinus op 8 augustus 1714 gevangen genomen. Uiteindelijk heeft men geen onrechtmatigheden kunnen aantonen en bleef Marinus tot 1719 in functie.
Het typerende ‘haakje’
Er zijn generaliteitsguldens uit 1714 aangetroffen waarbij de provincieaanduiding niet meer leesbaar was. Bij nadere beschouwing gaat het om guldens uit Friesland. De ‘G’ op de keerzijde bezit namelijk het voor de Friese guldens typerende ‘haakje’. Wellicht heeft het verbod op aanname en uitgifte van de Friese gulden ertoe geleid dat men bij circulerende exemplaren de provincieaanduiding ‘FRI’ heeft weggewerkt (weggeslagen).








Jaren geleden kon ik deze gulden kopen, maar de GL notatie kon ik nergens terug vinden (op de oude 1696). Het is een variant of een vervalsing.








Variant zonder MMT zeemeermin








1714
D.1183a
afslag op vierkant plaatje








Muntmeester: Albertus Ketel
V.691, RR








Variant met vreemde 2.
NB. Er zou een overslag 1721 over 1714 bestaan, ik kan hem hier niet direct in ontdekken